ZOLA’S WERKEN
TYP. ZUID-HOLL. BOEK- EN HANDELSDRUKKERIJ.[5]
De president stond nog, te midden van de lichteopschudding die zijn binnentreden had teweeg gebracht. Hij ging zittenen zei achteloos, op halfluiden toon:
—De zitting is geopend.
En hij rangschikte de wetsontwerpen, die op de schrijftafel voor hemlagen. Links van hem las een bijziende secretaris, met den neus op hetpapier, de notulen van de laatste vergadering, met een haastig gebromwaarnaar geen enkele afgevaardigde luisterde. In het verward gedruisvan de zaal werd die stem slechts gehoord door de boden, die er zeerwaardig, zeer correct uitzagen tegenover de achtelooze houdingen van dekamerleden.
Er waren geen honderd afgevaardigden aanwezig. Sommigen leunden metdroomerige oogen, soezend achterover op de roodfluweelen banken.Anderen, over den rand van hun lessenaars gebogen, als onder deverveling van zulk een corvée als een openbare zitting,trommelden zachtjes met hun vingertoppen tegen het mahoniehout. Doorhet met glas overdekte vak in de zoldering, dat zich als een halve maantegen den hemel afteekende, drong de regenachtige Meimiddag binnen enverlichtte gelijkmatig den statigen ernst van de zaal. Het licht daaldelangs de banken als een breed, roodgekleurd laken, met een somberengloed, hier en daar, in de hoeken der ledige banken, verhelderd dooreen lichtrooden weerschijn; terwijl achter den president de naaktebeelden en beeldhouwwerken helderwitte schijnsels vormden.
Een afgevaardigde was bij de derde bank rechts in het smalle gangpadblijven staan. Met een nadenkend gezicht streek hij over zijn ruwengrijzenden ringbaard, en toen een bode voorbij ging, hield hij hemstaande en richtte hij fluisterend een vraag tot hem.
—Neen, mijnheer Kahn, antwoordde de bode, mijnheer depresident van den Raad van State is nog niet gekomen. [6]
Toen ging mijnheer Kahn zitten. En zich plotseling tot zijnlinkerbuurman wendend, vroeg hij:
—Zeg eens, Béjuin, heb je Rougon van morgen somsgezien?
Mijnheer Béjuin, een mager, donker mannetje met een stiluiterlijk, hief het hoofd op; hij keek bezorgd, zijn gedachten warenelders. Hij had het blad van zijn lessenaar uitgeschoven en hield zijncorrespondentie op blauw papier, met gedrukt hoofd Béjuin & Ci BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!
Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!