trenarzh-CNnlitjarufanl

[271]

Zevende Orde.

De Knaagdieren (Rodentia).

De Knaagdieren vormen een naar alle zijden goed begrensde groep. Zij dragen hun naam bijna met nog meer recht dan de Roofdierenden hunnen. Twee snijtanden in iedere kaak, die tot groote knaagtanden uitgegroeid zijn en het ontbreken der hoektanden, waardoortusschen snij- en maaltanden een groote ruimte ontstaat, zijn kenmerken, die aan alle eigen zijn.

Van het uitwendig voorkomen der Knaagdieren kan weinig in ’t algemeen gezegd worden, daar deze orde zeer verschillende vormenomvat en daarom zeer rijk is aan familiën en soorten. De voor alle geldige kenteekenen komen tennaastenbij op het volgendeneer: de romp is in de meeste gevallen rolvormig en rust op korte pooten, die in den regel ongelijke lengte hebben, daar deachterpooten gewoonlijk een weinig, en dikwijls zelfs veel langer zijn dan de voorpooten; de kop is door een korten, dikkenhals met den romp verbonden; de oogen zijn groot en puilen gewoonlijk sterk uit; de lippen zijn vleezig, met snorharen bezet,zeer beweeglijk en van voren gespleten; de voorpooten hebben in den regel 4, de achterpooten 5 teenen; deze zijn met meerof minder sterke klauwen (soms ook met nagels van anderen vorm) gewapend, bij sommige door zwemvliezen met elkander verbonden.Het haarkleed is bijna altijd van gelijkmatige lengte, hoogstens aan de ooren tot kwastjes of aan den (in dit geval meestalruigen) staart tot een pluim verlengd.

De snijtanden of knaagtanden zijn aanmerkelijk grooter dan alle overige bestanddeelen van het gebit; de bovenste zijn altijdkorter, maar breeder dan de onderste; in beide kaken zijn zij boogvormig gekromd (de bovenste het sterkst), aan de sneedebreed of puntbeitelvormig, aan den wortel drie- of vierkantig, met een soms platte, soms gewelfde, nu eens gladde, dan weergegroefde oppervlakte, wit of geelachtig of rood van kleur. Hun buitenste of voorste vlakte is met staalhard email bedekt;de scherpe spits of de breede, op het scherpe einde van een steekbeitel gelijkende bovenrand is uitsluitend uit genoemd materiaalsamengesteld. Het overige deel van den tand bestaat uit een veel zachtere stof, n.l. tandbeen. Wegens het veelvuldig gebruik,dat van deze belangrijke tanden wordt gemaakt, zouden zij na korten tijd stomp worden of afslijten, indien zij niet een grootvoorrecht hadden boven de meeste tanden van Zoogdieren; zij groeien n.l. altijd door. De tandwortel ligt in een tandholte,die zich tot diep in de kaak voortzet, en bevat aan zijn geheel open (en zelfs trechtervormig verwijd), achterste uiteinde,een blijvende kiem, die den tand van achteren voortdurend in gelijke mate herstelt, als hij van voren afslijt. De snede vanden tand wordt vlijmscherp gehouden, doordat de onderling tegenovergestelde tanden over elkander wrijven, zoodat de eene langsden anderen schuurt. Daar nu de snijtanden op ongelijke wijze met email bekleed zijn, van voren met een dikke korst, terwijlvan achteren het tandbeen onbedekt blijft, zal de top van den tand in schuinsche, van voren naar achteren afhellende richtinggeslepen worden. De zeer omvangrijke en samengestelde kauwspier moet door haar werking de onderkaak zoowel opheffen als naarvoren schuiven. In verband hiermede is de gewrichtsknobbel van het onderkaaksbeen in overlangsche richting, van voren naarachteren ontwikkeld. De tanden zijn hierdoor niet tot grijpen en tot verscheuren, maar tot knagen, tot afknabbelen geschikt.Tegen de verbazend groote krachtsinspanning, die hiervoor vereischt wordt, zijn zij volkomen bestand. Van het voortduren vanden groei der knaagtanden kan men zich gemakkelijk overtuigen, door bij een Knaagdier, b.v. bij een Konijn, een der knaagtanden,b.v. van de onderkaak, af te breken. Dan gro

...

BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!


Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!