[419]

Zevende Orde.

De Pluviervogels (Charadriornithes).

Tien familiën, die in vroegere stelsels oververschillende orden verdeeld waren, heeft Fürbringer op grond van anatomischeonderzoekingen samengevoegd tot de orde der Pluviervogels of Speurvogels (Charadriornithes) met slechts één(gelijknamige) onderorde (Charadriiformes), diedrie groepen van familiën omvat: de Oevervogels (Laro-limicolae), de Parravogels (Parrae) en deTrapvogels (Otides). Als vierde groep moeten hierbij misschien noggevoegd worden de uitgestorven Vischvogels (Ichthyornithes), die in de Krijt-periode leefden en goedontwikkelde vleugels hadden, maar zich van alle thans levende Vogelsonderscheidden door den biconcaven vorm der wervellichamen en het bezitvan een groot aantal echte, met wortels in tandkassen van beide kakenbevestigde tanden. Zij hadden de grootte van een Duif.


De eerste van de 7 familiën der Oevervogels is die derPluvierachtigen (Charadriidae), die, volgens Fürbringer, 2 onderfamiliën omvat: deSnipvogels (Scolopacinae) en de echte Pluvieren (Charadriinae).

De Snipvogels (Scolopacinae) zijn kleine of middelmatig groote,sierlijk gebouwde moerasvogels; de van boven afgeronde kop heeft eenplat voorhoofd, dat naar voren smaller wordt tot de plaats, waar hetzonder scherpe afscheiding overgaat in den steeds langen, dikwijlszelfs buitengewoon langen snavel; deze is slank en zwak en heeftstompe, ongetande zijranden; hij is steeds aan den wortel met eenzachte huid bekleed, die zich dikwijls zelfs tot bij de spitsuitstrekt. Van de fijne, spleetvormige neusgaten aan den snavelworteltot de spits neemt de snavel weinig in breedte en hoogte af; hij isòf recht, òf een weinig naar beneden, òf naarboven gekromd, niet zelden buigzaam. De zwakke, slanke voet heeftgewoonlijk een langen loop; de drie voorteenen zijn middelmatig lang;de zelden ontbrekende achterteen is kort en hooger ingeplant; bijsommige soorten zijn de voorteenen vrij, bij andere door vliezenvereenigd, die zich bij eenige aan één der teenen tot aanden nagel uitstrekken, bij enkele zijn de teenen met een huidzoomvoorzien langs de zijden. De vleugels zijn middelmatig lang en spits,aan den achterrand meer of minder sikkelvormig uitgesneden; zij reikentot, of voorbij de spits van den korten, uit 12 à 26 pennensamengestelden staart. Het vederenkleed is bij mannetjes en wijfjesmeestal nagenoeg gelijk, bij jongen en ouden in den regel zeerverschillend van kleur.—Zij bewonen vochtige en moerassigeoorden, waterkanten en de zeekust, leven in den zomer bij paren, welkedikwijls bovendien tot grootere gezelschappen vereenigd zijn; ’swinters vormen zij groote en gemengde troepen; zij zijn elkander, naarhet schijnt, genegen, verkeeren althans gaarne onderling. Hun voedselbestaat uit Insecten en hunne larven, Wormen en Schaaldieren, sommigeeten ook wel zaden. Bij nagenoeg alle soorten w

...

BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!


Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!